Tussen de opzwepende trommelslagen klinken de ijle tonen van een fluit. Voor het rijtjeshuis, aangekleed met een vrolijk wapperende Turkse vlag, staat een kleine menigte. Feestelijk geklede vrouwen haken de pinken ineen en dansen. Om alles goed te kunnen zien klautert een in een roze trainingspak gestoken meisje bij haar vriendinnetje op de bagagedrager. ‘Zijn ze al voor de wet getrouwd?’ vraagt een hoogbejaarde buurtbewoonster. Haar Turkse buurvrouw knikt. ‘Het hennafeest is ook geweest.’ Ze vertelt over de overleden vader van de bruidegom en legt uit wat we zien.
‘Wat heb je een mooie hoofddoek’, merkt de hoogbejaarde op. ‘Ik draag ‘m vrijwillig hoor’, antwoordt de Turkse. ‘Maar soms is het best lastig. Gisteren nog botste een grote man expres tegen mij op. Hij riep dat ik hier niet hoorde. Maar ik ben ook maar een mens!’ De hoogbejaarde slaakt een diepe zucht. ‘Er verandert ook niks. Ik ben in een woonwagenkamp geboren, mocht er op school niks over zeggen. Zelfs nu ik drieënnegentig ben, word ik nog steeds voor kamper uitgemaakt.’
De muzikanten spelen en de bruidegom doet samen met zijn moeder en broer een rondedans. Dan stapt hij in een auto. De Turkse pinkt een traan weg. ‘Kom we gaan de bruid halen, dan kunnen jullie zien hoe wij een bruiloft vieren.’ Luid toeterend gaat de stoet op pad. Er worden rookfakkels ontstoken en bij het huis van de bruid wordt gebeden voor het welzijn van het jonge paar. Bijzonder om mee te maken, denk ik als we hen uitzwaaien.