By Nel

Cake

Ik zit met een bekertje koffie in de trein. Tegenover mij een man van een jaar of zestig, vriendelijk gezicht, grijze krullen, een beetje sjofel. ‘Wilt u een plakje cake bij de koffie?’ Hij houdt een in folie verpakt stuk cake voor mijn neus. In zijn mondhoek zit een verdwaalde kruimel. ‘NOOIT snoep van vreemden aannemen!’, brult mijn moeder zaliger in mijn oor. Maar mijn maag rammelt en de man ziet er heel betrouwbaar uit. Ik neem een hap uit de cake. Het gesprek komt op gang. Vanzelfsprekender had niet gekund. Zal hij altijd cake bij zich hebben? De man heeft zijn huis verkocht en is op reis. Dat heeft hij de afgelopen jaren veel gedaan. Nu gaat hij wandelen op La Gomera. Als ik vraag voor hoelang, haalt hij zijn schouders op. ‘Een week of twee, drie. Ik zie wel. Ik heb er alle vertrouwen in dat ik mijn weg vind.’ Hij zegt het zonder een spoor van arrogantie. Aan zijn uiterlijk te zien is de man alleen. Dat laatste klopt. Als je de vele vrienden en contacten niet meerekent. Zijn vrouw is op 47-jarige leeftijd overleden. ‘Een prachtige vrouw. Ik heb er lang over gedaan om over het verdriet heen te komen. Ben flink de weg kwijt geweest. Maar nu is het goed. Ik zie en hoor haar vaak.’ Ik vind het een mooie uitspraak. In Amsterdam Sloterdijk stapt hij over op de trein naar Schiphol. ‘Eigenlijk is vliegen niet mijn ding’, grijnst hij verlegen. ‘Maar ook die angst heb ik overwonnen.’