8 oktober, Alkmaar Ontzet. Ik heb mij aangemeld als klusser bij het bouwen van de praalwagens voor de grote middagoptocht. Ik kan meteen aan de slag. Mijn eerste klus is het schilderen van de grote achten die op de voorste wagen staan. De bereikbare stukken zijn al gedaan, dus wring ik me in een wokkelhouding om ook de rest van een rode laag te voorzien. Twee dagen later kan ik opnieuw beginnen. Het hele gevaarte is door het noodweer beschadigd. Een nieuw pot rode verf doet wonderen. Het thema van de optocht is ‘waterspreekwoorden’. Ik gluur bij de buren en zie de spreekwoorden tot leven komen. Een van de bouwers haalt oude koeien uit de sloot, een ander doet water bij de wijn en weer een ander sleutelt aan de gevangenis waarin de figuranten straks op water en brood zitten. Op naar de volgende klus. Een ervaren bouwer doet voor hoe je uit teiltjes, prullenbakken en slierten vilt zwabbers kunt maken. Knippen, lijmen, boren, ik begin er zowaar handigheid in te krijgen. Voordat ik het weet ben ik gepromoveerd tot chef zwabber. De sfeer is gemoedelijk en als ik ’s avonds mijn stijve spieren strek en het stof uit mijn haren douche voel ik me wonderlijk tevreden. Op mijn laatste werkdag stort ik mij met een nietapparaat op het bekleden van stoelen en schilder ik strepen op stukken taart. Pas als alle praalwagens de stad doorrijden zie ik het grote geheel. Hoewel ik een ieniemienie beetje heb bijgedragen zit ook mijn ziel in die wagens.