Yaro zit op de eerste rij, wiebelt op zijn stoel en loopt af en toe de deur uit om meteen daarna weer terug te komen. Storend is het niet, want hij doet aandoenlijk zijn best om zachtjes te doen. Zijn moeder heeft hem meegenomen naar de lezing ‘Help mijn vader/moeder heeft kanker.’ Dat maakt het voor mij niet eenvoudig, immers behalve met de ouders en grootouders in de zaal moet ik ook met deze jongeman rekening houden. Ik heb het vermoeden dat hij heel goed hoort wat ik vertel, want zoals zoveel kinderen heeft ook hij voelsprieten. Dat vermoeden wordt al snel bevestigd. Halverwege de lezing, hij heeft mij al een tijdje onderzoekend aangekeken, en is tijdens het verhaal over het gansje dat moest huilen de zaal uitgelopen, stopt hij een tekening onder mijn neus. ‘Kijk, dit is mijn moeder. Omdat ik haar heel lief vind, heb ik een hart getekend. En dat daar is een ziekte-dingetje. Het zit er nog steeds en dat vind ik helemaal niet leuk. Dit is ons huis en dat ben ik. Zal ik nog meer tekenen?’ Zo’n aanbod kan ik natuurlijk niet weigeren. De zaal is er stil van. Aan het eind van mijn verhaal komt hij terug met de rest. Naast het huis heeft hij een grasveld getekend. Het gras staat tot aan het dak, ‘want er is niemand die mama kan helpen met maaien’, zegt hij. ‘En dat?’ vraag ik. ‘Dat is een regenboog.’ ‘Hier’, zegt hij ruimhartig. ‘Dan kan je hem gebruiken als je weer iets vertelt over kinderen.’
Nel
* om de tekening goed op de foto te krijgen zijn de lijntjes overgetrokken / links boven Yaro’s naam en in spiegelschrift zijn leeftijd: 5