Het is rustig op de begraafplaats. Omdat B. niet bij het afscheid kon zijn, gaan we vandaag op bezoek bij Els, een ontzettende lieverd die vier maanden geleden op 84-jarige leeftijd is overleden. Els heeft een plekje bij haar man en dochter met uitzicht op de duinen. Zelf zal ze er weinig van zien, maar wij vinden het een mooie plek. B. legt een roos en een brief op het graf en nadat ze een moment voor zichzelf heeft genomen en ik langs de buren drentel, ploffen we mijmerend op een bankje neer. Het frisse groen filtert het zonlicht tot een dansend tapijt. Van Gogh zou ervan uit zijn dak zijn gegaan.
Een eindje verderop ligt nóg een collega, Ans. Waar is dat ook alweer? We zien een naamloos graf met uitsluitend stenen en denken dat dat het is. Maar wat als we tegen de verkeerde staan te kletsen? Een gedachte die nergens op slaat, maar toch. Gevoel en verstand zijn twee verschillende dingen. We houden een mevrouw staande. Ze weet wie Ans is, maar kan ons niet verder helpen. Kordaat belt ze een vriendin en voordat we het voorstel kunnen lanceren om een foto te sturen, komt mevrouw twee al aangefietst. ‘Joehoe’, roept ze. ‘Hier ben ik. Ik had toch geen zin om te strijken.’ Mevrouw twee is net een fietsende dorpsencyclopedie. We stonden inderdaad bij het juiste graf. We bedanken de dames voor hun hulp, geven onze woorden mee aan de wind en beloven Els en Ans snel weer op de koffie te komen.