Onze aan de uiterwaarden van de Maas gelegen slaapplaats voor één nacht is onverwacht groot. Douche, toilet, een kamer met openslaande deuren, een rode keuken en een ruime slaapzolder. Dat we al buikschuivend op zoek moeten naar stopcontacten is bijzaak. De tengere eigenaresse speelt saxofoon, zit in een leesclub en is gek op theater. Als we bellen dat we er zijn is ze met een vriendin uit eten. De volgende ochtend flitst haar leven in rap tempo voorbij en verhaalt ze staande in de deuropening over haar baan bij defensie, haar studie humanistiek en haar ex-echtgenoot met wie ze een geregistreerd partnerschap afsloot om het een dag later weer te ontbinden. Ze gaf hem de ruimte, maar toen hij kanker kreeg besloot ze toch om hem te helpen. Ook haar schoonmoeder heeft ze in huis gehaald en verzorgd en dan is ze ook nog eens zelf ziek geweest. Ze heeft het er soms best moeilijk mee, maar haar vrienden en vriendinnen slepen haar erdoorheen. Haar ex is intussen aan zijn tweede vriendin. ‘Ik las een boek waarin de hoofdpersoon een narcist was, toen gingen mijn ogen open. Dat was het dus!’ zegt ze. ‘Soms moet je erover lezen om het te begrijpen. ’Bij het uitwuiven horen onze heftig overbelaste oren dat de opbrengst van de slaapplaats naar een goed doel gaat. Nee, ze wil absoluut niks extra’s maar vraagt ons een kaarsje op te steken in het met Tibetaanse gebedsvlaggen versierde kapelletje in haar tuin. ‘Voor onszelf en anderen.’ Dat doen we.