By Nel

Hooizolder

Beduidend meer onder de indruk dan de zes hennen die hem geen blik waardig keuren en onverdroten doorgaan met het verorberen van rijstkorrels, kijk ik gebiologeerd naar de majestueus flirtende mannetjespauw. Bij de stadsboerderij hoopte ik de herten blij te kunnen maken met de overtollige winterpenen die al twee dagen in de bijkeuken zielig lagen te zijn. Ze waren er inderdaad blij mee, maar nu is het showtime. De pauwenhaan slooft zich enorm uit. In de hoop een van de hennen te versieren voert hij al paraderend en pronkend een indrukwekkend spektakelstuk op. Hij heeft zijn staartveren in een grote, wuivende waaier uitgespreid zodat de vele pauwenogen flink in het oog springen. Zijn diepblauwe lijf glanst aanlokkelijk en het kroontje op zijn kop trilt van opwinding. Omdat hij voortdurend rondjes draait zie ik vooral zijn achterkant, die overigens best bezienswaardig is. Achteruitlopend en om de hennen heen draaiend schudt hij met zijn vleugels en laat zijn veren trillen en ritselen waardoor je het idee krijgt dat de musici in de orkestbak flink op dreef zijn. Maar ook van het concert worden de hennen koud nog warm. Ik krijg bijna medelijden met de pauw. Er stoppen steeds meer mensen om naar de voorstelling te kijken. ‘Wat gebeurt er als een van de dames hem leuk vindt?’ vraagt een vrouw die vanaf haar fiets geboeid toekijkt. ‘Dan gaan ze naar dat schuurtje waar de lama’s in staan’, wijst de man die achter haar staat. ‘Ze hebben daar vast een hooizolder.’ Hij ziet het duidelijk helemaal zitten. De lente is begonnen.