‘Goed tegen Corona’, grijnst de jonge god als hij mijn opgetrokken wenkbrauwen ziet. Met zijn halflange haar, gespierde bovenlijf en felblauwe zwembroek waant hij zich onaantastbaar. Ook de andere zwemmers komen het water uit. Een echtpaar staat oktoberwarm gekleed van een afstandje toe te kijken. ‘Heb je gezien dat hij eerst in een bak met ijsklontjes ging zitten?’ De man wijst verbaasd op de grote blauwe zak die iets weg heeft van een opvouwbare regenton en waarin ijsklonten drijven van het formaat schoenendoos. Intussen doet de ijdele voorganger in hoog tempo Tai Chi voor geoefenden en zwaaien ook zijn enthousiaste volgelingen hun lijf en ledematen los.
Even verderop een nog opmerkelijker tafereel. Een man loopt geheel gekleed een paar honderd meter door het water. Hij heeft in elke hand een touw en sleept iets achter zich aan. Voorbijgangers houden de adem in. ‘Zou hij levensmoe zijn en wil hij er een eind aan maken?’, vraagt iemand bezorgd. Ik kijk nog eens goed. Dan zie ik dat de man een waadpak aan heeft. Hij is aan het korren! Hij sleept een net over de zeebodem in de hoop garnalen te vangen. Nors en overduidelijk minder gecharmeerd van publiek dan de pedante zwemmer, schuift de man even later het kornet het strand op. Levensmoe of niet, hij heeft in ieder geval een lekker maaltje garnalen. Opgelucht en uitgewaaid ga ik op zoek naar mijn auto. Mijn rondje strand zit er weer op en de verhalen vis je zo uit het water.