Steeds als ik over onze kleinkinderen schrijf heb ik het gevoel dat ik mensen op het hart trap. Alsof ik roer in een vat gevuld met verdriet om iets wat er niet is en misschien ook nooit gaat komen. Ook wij hebben vrienden die gewild of ongewild kinderloos zijn en dus geen kleinkinderen hebben. Of ze hebben wel kinderen, maar geen kleinkinderen. Of het nu mannen of vrouwen zijn, het blijft een heikel punt. Af en toe vraag ik hoe het zit. Vinden ze het erg? Doet het pijn? De een haalt de schouders op, ‘het is nu eenmaal wat het is’, bij de ander voelt het als een blijvend gemis.
Zelf irriteer ik mij mateloos aan mensen die het op feestjes en partijen uitsluitend over hun nageslacht kunnen hebben. Alsof er niets anders is in de wereld. Ik krijg vooral jeuk van die halleluja verhalen over die nakomelingen die allemaal zo goed doen. Geslaagd, intelligent, leuk, respectvol en ga zo maar door. Zelden hoor je iets over kleinkinderen waar het niet goed mee gaat. Kinderen die een ander pad bewandelen, spijbelen, brutaal zijn, foute vriendjes hebben of met zichzelf in de knoop zitten. Heus, het gras is heus niet altijd groen in nageslachtland. En dat kan de nodige zorgen baren. Maar aan dat gegeven heb je natuurlijk niks als je snakt naar rondslingerende legostenen, een wandeling achter de kinderwagen of een puberlunch. Gelukkig zijn er ook kleinkinderloze mensen die genieten van de verhalen. Dus zal ik erover blijven schrijven. Maar wel met mate.
Nageslachtland
