By Nel

Op zoek naar geluk #20: Maar niks dan goeds over de Krommedijkers hoor

Het kerkje, gebouwd in 1755, staat in Krommeniedijk. Drie keer eerder stond hier een kerk, want de kerkgangers wilden in hun eigen plaats hun geloof belijden.  ‘Maar dat was vroeger’, zegt koster Ab Hakvoort (70 jaar), ‘want ook al zijn ze trots op hun kerk, ze komen nooit. Al waait mijn pet er in, ik haal ‘m daar niet op, hoorde ik ooit zeggen. Maar niks dan goeds over de Krommeniedijkers, als je iets nodig hebt staan ze meteen voor je klaar.’

Het is elf uur en de koster zit met vijf andere vrijwilligers in de fraai gerestaureerde consistoriekamer aan de koffie. Elke maandag nemen ze de week door en kijken ze wat er gedaan moet worden. Hoewel er nog een aantal keer per jaar een kerkdienst is, wordt de kerk vooral gebruikt voor rouw- en trouwdiensten, concerten en kunstmanifestaties. Ook is er elke derde zondag van de maand open huis.

Ab, van huis uit gereformeerd, is al ruim vijfenveertig jaar vrijwilliger. Daar moest wel iets voor worden aangepast, want de kerk behoort tot de Hervormde Gemeente. Dus werd hij gereformeerd ambtsdrager in dienst van de hervormde kerk. Eerst kerkenraadslid, later koster. Zijn eerste klus was het weghalen van de manshoge brandnetels. ‘De hele boel was sterk verwaarloosd, ik heb het gebouw echt moet uitgraven. Toen de gemeente zag dat het begon op te knappen, ging ook zij iets doen. Zo sneed het mes aan twee kanten.’

Bij de rondleiding realiseer ik mij dat deze koster een bijzonder functie heeft. Hij ontvangt de kerkgangers, steekt ruim van te voren de verwarming aan, schenkt koffie en een glaasje water, ontsteekt de kaarsen, opent de deuren, beheert de geluidsinstallatie en luidt de klok. Oftewel: hij zorgt er voor dat mensen zich welkom voelen in de kerk.

‘Geluk is voor mij de voldoening dat het allemaal goed is geregeld, dat alles lekker loopt en dat het gebouw en wat we hier doen goed op de kaart staat. En dat kan niet zonder die andere vrijwilligers’, benadrukt hij. ‘We doen het samen en het is gewoon een leuke groep.’

Zijn verhalen gaan over vroeger en over nu. ‘Zie je die collectezakken? Die zijn voorzien van belletjes. Dat was om de mensen wakker te houden. De boeren hadden de hele dag hard gewerkt en vielen tijdens de dienst in slaap.’ Hij wijst op de grote zandloper die aan het preekgestoelte hangt. ‘Het zand bepaalde de lengte van de preek. De loper doet er precies drie kwartier over.’ En zo zijn er nog veel meer verhalen. Over de grafstenen met verwijzing naar het beroep van de overledenen, over het feit dat hij ooit dagenlang aan een uitvaart had gewerkt en dat er geen bedankje af kon, over het dodemanspoortje aan de zijkant van de kerk waardoor het stoffelijk overschot naar de begraafplaats wordt gedragen.

Zijn geloof neemt een belangrijke plaats in. ‘Maar dat hoeft niet met een gebouw samen te vallen. Ik kan enorm van de natuur genieten. Dan beleef ik wat ik voel.’ Zachtjes verhaalt hij over het overlijden van zijn vrouw in 2006. ‘De gemeenschap heeft toen veel voor mij betekend, ze waren er gewoon. Op zo’n moment worden ze toch een beetje van bovenaf aangestuurd om te helpen.’ Sinds vier jaar heeft hij een nieuwe relatie en ook met zijn twee zoons gaat het goed.

We lopen naar buiten en kijken naar het weiland dat de kerk omringt. Bij de slootkant staat een reiger. ‘Daarginds liepen gisteren lepelaars en daar huist een torenvalk met drie jongen’, zegt hij. ‘Maar het mooiste komt nog: sinds kort broedt er een kerkuil in de kerktoren.’ En ja hoor, als ik langs de smalle ladder naar boven ben geklauterd word ik begroet door het gesis van drie donzige uilskuikens. Hoeveel geluk kan een mens hebben?

Op 22 mei 2019 gepubliceerd in het Noordhollands Dagblad.