By Nel

Op zoek naar geluk #42: Ten diepste het geluk

In haar handjes houdt ze een grote muziekkaart waaruit onophoudelijk ‘Happy Birthday’ schettert. Aan de buitenkant de tekst Let’s Celebrate. De staartjes op haar hoofd wippen parmantig op en neer. “Kijk, een ambulance”, zegt ze, het gele autootje oprapend. “Ga je daarmee naar school?” vraag ik plagend. “Natuurlijk niet”, antwoordt de vierjarige verontwaardigd over zoveel domheid. “Pappa werkt op de ambulance. Hij maakt mensen beter!” 

Chiel Fahner (31) uit Zaandijk moet er hartelijk om lachen. “Mijn kinderen vinden het geweldig.” Werken in de zorg is voor hem een vanzelfsprekendheid, ook zijn moeder is verpleegkundige. Zelf wilde hij als klein jongetje al op de ambulance. “Ik help graag mensen en vindt het fijn als ik ergens nodig ben.”

Als 17-jarige gaat hij de verpleging in en na zijn basisopleiding kiest hij voor de intensive care, waar hij acht jaar blijft werken. De laatste twee jaar gecombineerd met een baan op de recovery, de afdeling waar patiënten kunnen bijkomen als ze uit narcose komen. Daar draait hij alleen dagdiensten. Daarnaast studeert hij theologie en is hij één dag per week predikant in een evangelische kerk. Als zijn vrouw gedurende de zwangerschap van de jongste ziek wordt, stopt hij noodgedwongen met zijn kerkenwerk en studie.

Op Koningsdag 2018 wandelt hij met zijn gezin langs de ambulancepost in Zaandam, waar hij aan de praat raakt met een oude vriend. “Waarom kom je hier niet werken?” vraagt de man spontaan. Fahner schrikt ervan. Terugblikkend: “Die vraag viel mij rauw op het dak. Ik was nog aan het bijkomen van de heftige maanden thuis. Ik bad tot de Heer en vroeg om kracht en wijsheid.” Kort daarna heeft hij op zijn werk een functioneringsgesprek. “Ik ben superblij met je”, zegt zijn leidinggevende, “maar jij hebt meer in je mars, volgens mij word je hier niet gelukkig.” Om er direct op te laten volgen: “Heb je er wel eens over nagedacht of de ambulance iets voor je is?”

De signalen zijn overduidelijk, alsof het allemaal zo heeft moeten zijn. En nu zit hij dus op de ambulance. Op deze plek kan hij het verschil maken, echt van betekenis zijn. Steeds weer moet hij de juiste inschatting zien te maken. Hij vertelt over die zwaargewonde jonge knul die hij na een ernstig ongeval met spoed naar het ziekenhuis vervoerde. Die is inwendig aan het bloeden, dacht hij onderweg. En inderdaad, de jongen blijkt een scheur in zijn hoofdslagader te hebben. “Hij heeft het gered, maar pas later realiseerde ik mij dat hij had kunnen doodbloeden en dan had ik niks voor hem kunnen doen.” Een ander verhaal gaat over een terminaal zieke patiënt die hij van huis moet ophalen. Ter plekke aangekomen constateert hij een hersenbloeding. Moeten we wel naar het ziekenhuis gaan? Kan ze niet beter in haar eigen omgeving overlijden? Hij gaat het gesprek aan en in samenspraak met haar hoofdbehandelaar en familie wordt besloten dat mevrouw thuis blijft. Het was goed zo. “Ze had de leeftijd van mijn moeder, haar kinderen waren net zo oud als ik.” Zijn stem breekt, maar al snel veert hij weer op. Het is een bijzonder beroep.

Naast steun en opvang bij het bedrijfsopvangteam, dat zeven dagen in de week vierentwintig uur per dag beschikbaar is, helpt hardlopen bij het leegmaken van zijn hoofd. Maar de meeste rust vindt hij in zijn geloof. “Want daar zit ten diepste mijn geluk. Het feit dat er een God is die mij persoonlijk kent. Met wie ik kan praten, die mij helpt en mij kracht geeft. Dat is mijn fundament”.

De afgelopen weken heeft hij heel veel coronapatiënten vervoerd. “We leven in een gebroken wereld, waar pijn, ziekte en onmacht onderdeel van uitmaken. Maar ik weet dat God erbij is en voor ons klaar staat en dat biedt troost.”

Op 22 april 2020 gepubliceerd in het Noordhollands Dagblad.