‘Ik voel mij vereerd dat je mij hebt gekozen voor een interview over geluk. Echter ik ben momenteel behoorlijk depressief. Daarom zie ik er vanaf om mij beschikbaar te stellen. Het spijt mij enorm, want doorgaans ben ik wel voor zoiets te porren.’ Een paar weken later gaat mijn mobiel: ‘Ik doe het toch. Durf je het met mij aan?’
Leo Levie (73) is een man van regelen, organiseren en creatief zijn. Hij had een intensief en vol werkzaam leven, een leuke baan en deed veel vrijwilligerswerk. Maar sinds zijn pensionering heeft hij het gevoel op een glijbaan te zitten. Omhoog klauteren lukt niet meer. Bij de dag leven nog wel.
Op de salontafel ligt een fotoboek met Stolpersteine, kleine betonnen stenen voorzien van een messing plaatje met daarop een naam, geboortedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden. Elke steen is een herinnering. De familie Levie heeft er vijf. Opa en oma van Messel, de ouders van zijn moeder, en oom Leo werden in Bergen-Belsen omgebracht, opa en oma Levie, de ouders van zijn vader, in Sobibor. Ook zijn eigen ouders werden gedeporteerd. Zij overleefden het vernietigingskamp en keerden in 1945 terug naar Rotterdam waar zij een gezin stichtten. ‘Want kinderen doen het leed verzachten’, zeiden de hulpverleners in die tijd. In 1947 wordt Leo geboren daarna twee zusjes en een broertje.
Ondanks het immense trauma van zijn ouders is zijn jeugd warm en gelukkig. ‘Ik deed veel aan sport, ik voetbalde, zat op tafeltennis en was een fanatiek tennisser. Mijn vader had een enorme drive omdat hij het kamp had overwonnen en mijn moeder zei altijd: ‘Wees trots op wie je bent en waar je vandaan komt. Nou, dat ben ik ook.’
Op zijn 18de openbaart zich bipolariteit. In de jaren daarna wordt hij weliswaar meerdere keren opgenomen, maar gaat het ook lange tijd goed. Hij rondt de HBS af, volgt de Hogere Hotelschool, vindt een baan als commercieel medewerker en verhuist in 1975 naar Leiden waar hij werk vindt bij het Rijksmuseum voor Volkenkunde. Hij trouwt, krijgt kinderen, is 32 jaar secretaris van de Joodse Gemeente en zit in diverse besturen. Hij voelt zich erkend. Zijn leven heeft zin en een doel. Hij wijst op het door hem geschreven boek Shani, brieven aan mijn kleindochter; ‘kijk, daar ben ik enorm trots op.’
Terugkijkend zegt hij: ‘Ik heb veel voldoening in mijn leven gekend, waar ik met volle teugen van heb genoten. Maar het is moeilijk om alles wat leuk en zinvol is, los te moeten laten. Want zo voelt het. Mijn geluk is geschiedenis geworden. En dwars door alles heen loopt die altijd aanwezige kwetsbaarheid.’
Het gesprek komt op de joodse begraafplaats, de synagoge en het joods studentenhuis die in 2008 respectievelijk 250, 150 en 40 jaar bestonden, een feest dat groots werd gevierd en waar Leo prominent bij aanwezig was. We kijken samen naar de film en ik zie zijn ogen glinsteren. Verdrietig kijkt hij voor zich uit en balt zijn vuisten. Het is alsof hij zichzelf aanmoedigt: ‘Kom op Leo, doorgaan.’
Terwijl ik in de Amsterdamse bolus hap die hij speciaal voor mij heeft gehaald, kijk ik om mij heen. Zijn huis hangt vol emailleerkunst. Het zijn prachtige kleurrijke werken. De belangstelling voor het emailleren is ontstaan tijdens zijn arbeidstherapie. Hij kocht een oven en ontwikkelde zich als autodidact. De laatste tijd heeft hij er niet veel meer gemaakt. ‘Maar zolang er nog een heel kleine stukje creativiteit is, is het goed’, glimlacht hij met een scheef lachje.
Binnenkort bezoekt hij weer wekelijks de ouderen in het mr. L. E. Visserhuis, een joods woonzorgcentrum in Den Haag. Daar geniet hij van de ontmoetingen en de verhalen. Zo weet hij iedere keer opnieuw een stukje houvast te behouden.
Op 12 augustus 2020 gepubliceerd in het Noordhollands Dagblad.