De twee doorrookte vrouwen kijken alsof ze water zien branden. ‘De Stoelesmijter? Nooit van gehoord! We wonen hier toch al een hele tijd. Waar zou ie moeten staan?’
Ik wijs naar een strook groen aan de overzijde van het pleintje. Het beeld van een kleine gedrongen man die met opgeheven armen een stoel boven zijn hoofd houdt stond eerst op een andere plek. Omdat het meerdere keren is beschadigd, is het verplaatst. Maar ook hier is het beeld verdwenen. Is het eenzelfde lot beschoren als de zittende hond en de spittende arbeider? Die zijn gestolen en nooit meer teruggevonden.
‘Daar staat wel een stenen kop, maar ik heb geen flauw idee wiens kop dat is’, zegt de vrouw die voor van haar benedenwoning zit. Naast haar staat een overvolle asbak. Haar vriendin leunt op het hek: ‘Een Stoelesmijter … wel een rare naam voor een beeld.’
Instinctief denk ik aan kroeggevechten en hooligans die elkaar met stoelen bekogelen. Waarschijnlijk bracht het beeld langslopende figuren op een idee en is het daarom spoorloos. De zittende vrouw scrolt nieuwsgierig op haar telefoon. ‘Aha’, roept ze. ‘Je moet bij het stadskantoor zijn. Maar daar staat toch geen beeld?’
Ik beloof het uit te zoeken. Ook de mensen die voor het stadskantoor staan verslijten mij voor gek. Binnen komt de aap uit de mouw. Volgens een baliemedewerker staat het beeld op de voor het publiek gesloten vierde verdieping. Drie dagen later vind ik als bewijs een paar overbelichte foto’s in mijn mailbox. Nu nog een bezoekafspraak maken.