De 7-jarige Keanu dobbert op de golven. Vandaag is de zee rustig, maar de afgelopen weken kieperde zijn bootje bijna om. De ruzies tussen zijn mama en papa maakten de zee woester dan ooit. ‘Ik heb een geheim’, fluistert hij. ‘Wil jij het horen?’ We zitten als twee samenzweerders op ons kleine eiland. De wereld om ons heen kan ons gestolen worden. ‘Tuurlijk!’ antwoord ik. ‘Nou kijk, in mijn hoofd zit een boos gezichtje. Die wordt steeds bozer als ik mama en papa hoor schreeuwen, maar gelukkig zit er ook een zon in mijn hoofd. Dat is een soort heet lichtje. En dan zijn er soldaten die het lichtje helpen. Die zorgen ervoor dat het lichtje héél hard gaat branden. Dan wordt het boze gezichtje vanzelf minder boos … Nou, dat is mijn geheim’. Ik prijs hem om zijn overlevingstactiek en geef hem als beloning een dikke knuffel. Even hangt hij tegen mij aan, dan spurt hij naar de andere kinderen. Die hebben allemaal een zieke vader of moeder, maar gelukkig gaat het daar iets beter mee. Gisteren zat ik zelf in een roeiboot. Vier kussens op de woonkamervloer, rugzak om, koffer mee, een leeuw en een tijger onder de arm. Mijn kleindochter wilde naar Afrika en dus moest oma er aan geloven. De golven waren wild, maar gelukkig scheen de zon uitbundig en was het boze gezichtje in geen velden of wegen te bekennen. Eenmaal in Afrika hielp ze mij behulpzaam uit de boot. ‘Kom oma, kom. We zijn er’.
*Uit ByNel, 51 columns in het teken van veerkracht